Toegankelijkheid

Grollerholt (1)

De oudste vergaderplaats der standen dezes landes

Aan de aloude route Rolde - Coevorden liggen even voorbij Grolloo de restanten van het vroegere Grollerholt. Volgens overlevering zou het de Plaats zijn waar de Drentse Landsdag, de vergadering van Ridderschap en Eigenerfden, bijeen kwam om voor de bevolking belangrijke bestuurlijke beslissingen te nemen. De historische beeldvorming over de oude vergaderplaats in het Grollerholt hebben we overigens voor een belangrijk deel te danken aanjohan Picardt (1600-1670), Rolder predikant en Drenthe's eerste geschied­schrijver. Een veel door hem geraadpleegde bron is Tacitus (± 100 na Chr.) die in zijn Germania schrijft over de Germaanse Godsdienst en gebruiken. In de heilige wouden vonden de mysteries Plaats van de toenmalige godsdienst en juist daar zou het volk met voorliefde in vergadering bijeenkomen. In een reeks van zes artikelen voor de lezers van De Kloetschup die onderdeel uitmaken van een geannoteerde bijdrage in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 2007 gaan we uitgebreid in op de historische achtergrond van het Grollerholt.

Bezoek aan het Grollerholt

Nieuwsgierig als we zijn bezoeken we eerst maar eens de plaats om te zien wat er over is van het vermaarde woud. Om enige achtergrondinfor­matie te hebben zijn we voorzien van een Knapzakroute Schoonloo-Grolloo en een oud nummer van Drenthe Totaal. Ter plaatse aangekomen vinden we geen parkeerplaats en een paal over het pad van de ingang verhindert er binnen te rijden. Naast de vrij brede

grollerholt-rhg-001

De ingang van het Grollerholt (Foto G. Kamphuis)

grollerholt-rhg-002grollerholt-rhg-003

Het monument en een misplaatst bordje dat ondertussen bijna onleesbaar is geworden. (Foto G. Kamphuis)

en enigszins verdiept aangelegde toe­gangsweg kondigen twee basaltblok­ken aan: GROLLO-RHOLT. Drenthe Totaal geeft aan dat de toegangsweg geblokkeerd wordt door een paar flinke veldkeien. Die zijn inmiddels verdwenen. Gewezen wordt ook op een aan een boom gespijkerd schildje dat aan zou geven dat we een archeo­logisch monument naderen. Ook dit is verdwenen. Wat we wel zien is een aanduiding van de wandelroute die door het bos loopt.

Gaande over de toegangsweg ontdek­ken we rechts tussen de bomen een eenzame basaltpaal. Zou men die bij een uitbreiding van het bos vergeten zijn te verplaatsen? Vervolgens komen we een bordje tegen met de tekst: 'Archeologisch Monument. Betreden en beklimmen van hunebedstenen kan gevaarlijk zijn'. Had Stichting Het Drentse Landschap, dat het bos in beheer heeft, nog een waarschuwing over van de hunebedden die ze onder hun hoede hebben? Aangekomen bij het monument zien we op een fundament van zes kleinere veldstenen een behoorlijk grote kei. In onze fantasie zien we de zes dingspelen die het gewichtige landschapsbestuur torsen. Opvallend is dat de kleine open plaats rond het monument nooit de honderden Drentse eigenerfden die vroeger ter vergadering konden komen opdagen zou kunnen herbergen. Een infobord geeft uitleg over de historische plek. Dat de Etten in de tekst zo prominent naar voren komen is misleidend. Etten horen wegens hun rechtsprekende functie toch thuis in de Ballerkuil? De tekst lijkt aan herziening toe.

Intussen zien we zo hier en daar slootjes en walletjes die kennelijk oude gren­zen aangeven. Het eikenbos is flink uit de kluiten gewassen, al komen we ner­gens bomen tegen die veel ouder zijn dan een eeuw. Al speurend treffen we een paar eenzame, redelijk hoge hulst­bomen aan en zowaar een vrij jonge beuk. Kortom, ons overvalt bepaald niet de sfeer van het oude Drenthe die Egbert van Drielst in zijn tekeningen altijd zo goed wist te treffen. We staan nog eens stil bij het infobord dat er geen twijfel over laat bestaan dat dit de plek is waar vroeger de landsdag vergaderde. Zou dit wel waar zijn? We slaan de Knapzakroute er op na en lezen inderdaad dat het de vraag is of de provincie indertijd de goede plek heeft aangekocht. Zonder de vraag definitief te kunnen beantwoorden, lijkt het op zijn minst boeiend nog eens op zoek te gaan naar de histori­sche achtergrond van het Grollerholt. Zoals gezegd zal dit in een zestal arti­kelen gebeuren waarbij steeds een bepaald facet van de geschiedenis aan de orde zal komen.

De historische volksvergadering

grollerholt-rhg-004

Het oudst bekende zegel van de landschap Drenthe, 1291.

De omgeving van het middeleeuwse Rolde wordt wel aangemerkt als een soort niemandsland waar de bevolking uit de oorspronkelijk drie delen van Drenthe bijeenkwam om er de geza­menlijke belangen te bespreken. De archeologische rijkdom van het aldus mogelijk jongere dingspel spreekt dit tegen en wijst eerder op een zeer vroege bewoningsgeschiedenis. Er is evenmin aanleiding te veronderstel­len dat dit deel van Drenthe dunner bevolkt was. We mogen aannemen dat naar mate het gebied in de mid­deleeuwen meer een staatkundige eenheid vormde, het dingspel Rolde zo centraal lag dat het tot vergader­plaats werd. Magnin veronderstelde zelfs dat deze vergaderingen van de 'oer-Drenten en hun naneven' mis­schien wel twintig eeuwen achtereen hadden plaatsgevonden. Zo voerde hij zijn lezers mee in een periode waar­over we nauwelijks iets weten. Zelfs omtrent de interne organisatie van Drenthe en over de maatschappelijke verhoudingen komt uit de vroegmid­deleeuwse bronnen helaas weinig tot ons. Oorspronkelijk vormden drost en etten een bestuurlijk college en hun vergaderingen werden aangeduid met de term lotting, afkomstig van liod­thing: 'volksvergadering'. Lotting en etten kunnen slechts verklaard wor­den uit het Fries en op grond van de ontfriezing van het noorden moet de herkomst van deze woorden geplaatst worden in de vroege middeleeuwen. Men vermoed dat de landsdagen eens, en dan lang geleden, geregeld drie keer per jaar gehouden zijn. De loca­tie waar dit plaats vond was niet voor altijd bepaald, maar verschilde naar omstandigheden. Zo werd er ook ver­gaderd op de Bisschopsberg te Havelte en in Hulsvoorde bij Coevorden, maar vooral later schijnen de landsda­gen voornamelijk in het Grollerholt gehouden te zijn.

 

In 1395 verklaarde bisschop Frederik van Blankenheim dat hij Drenthe en Coevorden onder zijn rechtstreeks gezag terugbracht en gelijktijdig de eigen rechten van de Drenten beves­tigde. Sinds lang waren Coevorden en Drenthe van het bisdom vervreemd geraakt en nu zochten de ingezetenen van de landschap weer toenadering tot de bisschop zonder dat er getornd zou worden aan hun oude rechten. Daarna begon een nieuwe fase in de Drentse staatsvorm, die van het systeem van de standenstaat van Ridderschap en Eigenerfden. Er zijn voorbeelden in de vijftiende en zestiende eeuw dat de vergadering van drost en 24 etten nog als landsvergadering fungeerde en bestuurlijke maatregelen nam. Van een afzonderlijke bestuursverga­dering is sprake vanaf de vijftiende eeuw. Sindsdien groeide het landsbe­stuur verder uit en kwam er een toene­mende scheiding tussen de taken van de EtstoeI en de landsdag tot stand. Zo is er een voorbeeld dat de zitting van de Etstoel van Pinksteren 1439 niet door ging omdat het land op dat moment in het Grollerholt bijeen was. Nadien kwamen er nog wel eens etten op de landsdag, maar niet op grond van die functie. Over deze ontwikke­ling vinden we geen informatie op het huidige infobord in het Grollerholt!

Landrecht

Het eerste artikel van het landrecht van 1412 erkent als vanouds het recht van het gemene land, zijn zes gewes­ten (de dingspelen) , van de kerspe­len en van de buurschappen om in vergadering bijeen te komen en hun zaken te regelen. Namens de bisschop zetelde de drost op het kasteel van Coevorden. De bisschop zou deze benoemen met toestemming van de wijsheid van den lande. De wijsheid bestond aanvankelijk mogelijk uit de aanzienlijken en ervaren lieden waar­uit de etten gekozen werden. Alle eigenerfden mochten op de landsdag verschijnen, maar niet ieder zal daar­aan gevolg hebben gegeven. Van de bepaling van het landrecht van 1412 dat er een straf op wegblijven van de vergadering gesteld kon worden, lijkt geen gebruik te zijn gemaakt. Het stemmen op de landsdag gebeurde per dingspel waardoor er voorverga­deringen nodig waren. Bovendien werd het weldra de gewoonte niet meer alle eigenerfden op te roepen, maar volmachten af te vaardigen. Wel bleef het recht van de eigenerfde om zonder oproep op de landsdag te ver­schijnen in stand. Maar nog in 1505 riep de drost ieder namens de lands­heer op tot bijwoning van de landsdag door middel van het zwaard. Althans dit verhaalde Sicke Benninge: 'Ieet

grollerholt-rhg-005

De bepalingen uit 1412 waarin wordt vastgelegd waar en wanneer de lottingen zullen wor­den gehouden: "dat eerste des ande'n manendaghes na paesschen to banlo dat ander to rolde des dinsdaghes na Pinxteren dat derde lutting to sunte magnus daghe to anlo". (Drents Archief, toegang 440, inv. 1,folio 7lr)

 

de drostte van Coeverden van wegen des bisschops dat zweert naar oeren (der Drenten) manieren gaen in den lande van Drenthe en liet dat gemene lant bijeene coomen toe Grollerholt' . Het zwaard dat het symbool was van de heerlijkheid werd gebruikt als bodeteken. Dit in tegenstelling tot de Gelderse marken waar de plebejische knuppel rondging.

Andere zaken

Anders dan de vergaderplaatsen van de Etstoel worden in het landrecht van 1412 de locaties voor de te hou­den landsdag niet genoemd. Vanaf 1439 zijn er echter voorbeelden dat het gemene land in het Grollerholt bijeen kwam. In een kwestie voor de Etstoel is dan sprake van een besluit dat 'het gemene lant to Gronler holt geraempt (overlegd) hadde'. In prin­cipe konden op de landsdag enkele honderden personen aanwezig zijn. Over hoe het toeging op de vergade­ringen en of de proviandering in orde was in het Grollerholt is helaas niet veel bekend. Magnin veronderstelt dat de volksvertegenwoordigers hun eigen voeding en vooral drank hebben meegenomen. Het is evenwel een een­zijdige schildering wanneer we horen dat na een schorsing vanwege overvloedig drankgebruik de bijeenkomst soms niet kon worden hervat. Dit deed zich voor ten tijde van graaf Willem Lodewijk van Nassau die tijdens het protestantiseren tevergeefs de Drentse gemoederen tot bedaren probeerde te brengen. Meermalen werden er in deze periode uit Coevorden soldaten opgetrommeld om de rust te herstel­len.

Het Grollerholt functioneerde even­wel ook als ontmoetingsplaats en het bier vloeide er zeker uit de tap van Jan Langejans uit Schoonloo. We weten dit omdat hij een ton bier (155 liter) tapte waarvoor hij geen belasting had afge­dragen. Hij beweerde dat dit alleen gold voor zijn café en niet voor wat er buiten zijn woning gebeurde. Het bleek een maas in de wet en hij werd in het gelijk gesteld! Waarschijnlijk was Langejans niet de enige die zijn slag sloeg in het Grollerholt. Ook deden zich er geregeld zaken voor die niets met de vergadering te maken had­den. Bijvoorbeeld in de kwestie tussen Hindrick Hoffman met Jan Kremer over hop. De uitslag van de goorspraak in Beilen in maart 1572 werd Hoffman door de schulte in het Grollerholt overhandigd. En in 1578 hebben de buren van Zeijen hun 'beraat' in het Grollerholt aan de schulte bekend

grollerholt-rhg-006

Drost en gedeputeerden in de rouwstoet van stadhouder Ernst Casimir in 1633. (Atlas van Stolk)

gemaakt. Op de goorspraak te Diever op 5 maart 1575 werd het geweld dat aan Heymrich van Rossum op zekere landsdag in het Grollerholt was aan­gedaan, behandeld. Het ging er echt niet altijd zachtzinnig aan toe en een enkele keer werden er personen in gij­zeling genomen. Dit ondanks het feit dat tijdens de bijeenkomsten de lands­vrede was afgekondigd en er dubbele boetes stonden op overtredingen. Overigens kwam Luichien Hiddinghe uit Gasselte, die dood gevonden werd in het Grollerholt en al sinds acht dagen was vermist, vermoedelijk niet door een misdrijf om het leven. Intussen maakte de landsdag een ont­wikkeling door in de richting van een statenvergadering. Na de opname van Drenthe in de Republiek nam het nieuwe provinciaal bestuur het besluit voortaan in het vrijgekomen kloostergebouw te Assen te vergaderen. In zijn Tetgenbetoog schrijft Knoop (1788) dat iemand omstreeks 1600 het Grollerholt smadelijk 'een wilt busch' noemde, volkomen ongeschikt er te vergaderen omdat er niet eens 'papier offencket kan gebruckt worden'. Op 7 augustus 1602 viel het besluit de lands­dagen die tot dusver in het Grollerholt waren gehouden naar het daarvoor geschikt gemaakte klooster te ver­plaatsen. In tijd van oorlog werden er landsdagen gehouden in Groningen en een keer op het Huis te Peize. Ook werd er nog om en om in Rolde en Assen vergaderd en we vinden bij­eenkomsten in Anloo, Coevorden en Diever. Gedurende de 17e eeuw werd er nog negen keer in het Grollerholt vergaderd. Voor het laatst was dit in 1696 toen Willem 111 tot stadhouder werd verkozen. Of zich herhaalde wat bij de verkiezing van Willen Frederik van Nassau in 1650 plaats vond is niet bekend. Om diens kandidatuur kracht bij te zetten stuurde deze zijn hofmeester naar Drenthe en die kwam niet met lege handen. Hij had 'drije lampetten met haer toebehoor ende drije paer candelaeren ter waerde van ses hondert gulden elck' in zijn baga­ge die hij uit kon delen om bepaalde personen gunstig te stemmen. Zo werd drost Rutger van den Boetzelaer met een visite vereerd en zou hij het bevel over een compagnie soldaten krijgen als hij voor Willem Frederik zou kiezen! De enkele na 1600 plaats­gevonden hebben de vergaderingen in Grolloo moeten gehouden zijn in één van de twee dan nog bestaande restanten van het oorspronkelijk veel grotere Grollerholt.