Toegankelijkheid

 

De familie Van der Moer

 

Uit De Kloetschup, juni 2005

 

Vlak voor het einde van de eerste wereldoorlog fietste de vieren veertigjarige Lambertus van der Moer, gezagvoerder ter koopvaardij, samen met zijn vrouw door de omgeving van Grolloo en Rolde. Dat was geen toeval. Altijd had hij al graag een stuk woeste grond willen kopen. In Brabant waren de te kopen complexen echter veel te groot en nu beproefden ze hun geluk in Drenthe, nieuwsgierig geworden door een advertentie. Aan het eind van de dag had Van der Moer zijn oog laten vallen op ruim zevenenveertig hectare heideveld nabij Grolloo en hij besloot het te kopen. Een jongensdroom was in vervulling gegaan!

Op de twintigste juli 1918 passeerde de akte bij notaris Berend Schutter te Beilen. De verkopende partijen waren Klaas de Vries, koopman te Amsterdam en Jan Mulder, gemeenteveldwachter te Beilen. Het ging om twee stukken woeste grond. Een groot gedeelte daarvan werd het latere landgoed De Moere. Verderop, achter de Grolloër Koelanden en grenzend aan het Meindersveen, lag het andere stuk van een kleine vijf hectare. Voor een bedrag van f 5600,-. was Van der Moer de eigenaar geworden. De komende jaren liet hij zich echter niet meer in Grolloo zien. Voorlopig lag zijn bestemming nog op zee. Zijn allereerste reis, eind negentiende eeuw, viel nog in het tijdperk van de zeilvaart: op het zeilschip "De Nachtegaal" naar Indië.

moere1

De oorspronkelijke ruim 42 ha. woeste grond met huis en bijgebouwen van Lambertus van der Moer in het Oostereind van Grolloo. Westelijk van "De Moere" de es en verder tot in de wijde omgeving alleen maar heide!



Het huis

Het huis "De Moere" vlak na de oplevering in het voorjaar van 1929. Het opvallende huis lag toen nog midden op de vlakte. De bewoners konden van stond af aan profiteren van het zojuist in Grolloo aangelegde bovengrondse elektriciteitsnet. Zie de paal links. Het gezelschap op het balkon wordt elders onder de loep genomen. Rechts bij de keukendeur staat het eerste dienstmeisje van de familie, Zwaantje Stevens. Het is duidelijk dat zij wist waar haar plaats was! (Foto collectie T. Reinders)

 

Het leven op de villa

Tien jaar later, na zijn gedwongen vroege pensionering, bleek hij zijn plannen verder ontwikkeld te hebben. Hij liet op het woeste heideveld door de Rolder aannemer Piet Brands een voor Drentse begrippen luxe villa bouwen. De Asser architect Markus de Vries tekende voor het ontwerp. Uit dit contact vloeide hun latere vriendschap voort. Op 11 maart 1929 stuurde Van der Moer aan de gemeente Rolde een briefje met de mededeling dat zijn gezin het pand met bijgebouw en een schuur op 12 december 1928 in gebruik had genomen. Het kreeg de naam "De Moere". Het wereldse gezin afkomstig uit Naarden zou tot grote verbazing van de bewoners uit de omgeving de komende drieëntwintigjaar doorbrengen op deze afgelegen plek waar je tot in de jaren zestig slechts via een zandweg en later een keienweg kon komen. Vanuit Grolloo gezien was de weg slechts verhard tot en met het laatste huis in het Oostereind. In 1931 richtte Van der Moer zich in een brief tot de gemeente waarin hij verzocht om verharding van de weg omdat de weg Grolloo-Borger, die in eigendom behoort aan de gemeente, in een treurige toestand verkeert, zodanig dat de brandstoffenhandelaar H. Reinders hem niet van brandstofwil voorzien, omdat hij geen kans ziet ze aan zijn woning te bezorgen. B. en W. van Rolde, gevolgd door de raad, beschikken afwijzend op het verzoek, bevreesd als ze zijn een precedent te scheppen. Desalniettemin heeft de familie zich hier, liefhebbers van vrijheid en ruimte als zij waren, echter prima vermaakt. Mevrouw Van der Moer (Maria Ferwerda, geboren in Leeuwarden) vond Drenthe 'onze mooiste provincie'. De heer des huizes verklaarde later, vlak voor hun definitieve vertrek eens in een interview: "Tja, we mochten hier graag zijn". Deze laatste opmerking laat iets zien van de spreekwoordelijke zwijgzaamheid van de heer des huizes. Tijdens de vele diners met de altijd aanwezige gasten nam hij geen deel aan enige conversatie. Als dat na verloop van tijd genant begon te worden placht zijn vrouw hem onder de tafel een schop te verkopen waarop hij dan op luide toon placht te zeggen: "vrouw waarom schop jij mij?". Op "De Moere" hadden ze hun eigen bronwaterbemaling met waterzuiveringsinstallatie. Het huis is gebouwd in de typische interbellumstijl die zo kenmerkend is voor gebouwen uit die tijd. Links naast het huis stond een schuur en daarachter het z.g. koetshuis. In het voorste gedeelte daarvan was het koetsje ondergebracht en achterin bevond zich de paardenstal.

Uit het bevolkingsregister blijkt dat het gezin op 5 december 1928 in Rolde aankwam en bestond uit vader en moeder en de dochters Anna Maria en Digna Bertha en hun zoon Abraham. Tot 12 december zullen ze ergens in de omgeving voor een week onderdak hebben gevonden. Anna Maria (Ank) heeft maar heel kort op "De Moere" gewoond. Zij vertrok al weer snel naar het westen van het land om te beginnen met de door haar moeder zo gewenste toneelopleiding. Wat er van de andere dochter terecht is gekomen was een raadsel. Niemand van de geïnterviewden had ooit gehoord van een tweede dochter op "De Moere". Zoon Abraham (Bram) is in Grolloo nog wel bekend. Hij bracht daar enige jaren door op de lagere school. Later werd hij een vooraanstaand marineofficier die o.a. een biografie over Michiel de Ruyter heeft geschreven. Toen hij, na de oorlog, terugkwam uit Indië werd hij met groot vertoon in Grolloo binnengehaald. Hij overleed in 2002. Op "De Moere" was het door de jaren heen een komen en gaan van werklieden, buurkinderen en vele gasten en logees waarvan sommige zelfs enige jaren bleven. Meestal werden ze door moeder Van der Moer, die thuis de scepter zwaaide, met het koetsje van het station gehaald, eerst in Rolde en na de oorlog in Assen. In de eerste jaren moet de terugtocht over de toen nog voor een groot deel bestaande grote heidevelden tussen Rolde en Grolloo een belevenis zijn geweest. Voor langere reizen werd gebruik gemaakt van de enige taxi in Grolloo, die van Hendrik Reinders.

fam. vd Moer

Dit is een uitvergroting van een deel van de vorige foto. Door "deskundigen" is een aantal personen herkend. Uiterst links zit tegen de woning aangeleund Ank van der Moer, de latere actrice. Haar moeder, Maria Ferverda, zit op het muurtje van het balkon ongeveer midden; op de foto. Naast haar met zijn benen buitenboord zit haar zoon Abraham (Bram). Verder herkennen we Lambertus van der Moer, de heer des huizes, aan zijn baard en links naast hem ontwaren we zijn neef Feiko Ferverda. Rechts, in het witte jasje, is Tonny Hofman te zien.

 

 

Groot feest

Twee keer was er op "De Moere" groot feest. Zowel het vijfentwintigjarig als het veertigjarig huwelijksfeest, in 1935 en in 1950, is door vele inwoners van Grolloo meegevierd.

In 1932 schrijft Van der Moer nog eens aan de gemeente. De hoop op verharding van de weg had hij na een tweede afgewezen verzoek waarschijnlijk opgegeven maar hij was bevreesd voor de vele heidebranden rondom het landgoed die tegen Pasen weer waren toegenomen. Een dennenaanplant was daaraan bijna ten offer gevallen. Hij wil er graag een eind aan gemaakt zien. Hij verdenkt de herder van Grolloo er sterk van dat deze de oorzaak is van de branden, maar ook de Grolloër jeugd is er niet geheel onschuldig aan en met de Paasdagen is dit zeker het geval en lopen jongens met brandende fakkels het veld in om overal de hei in brand te steken.

Een bekende figuur op de villa was Feiko Ferwerda die al die jaren in het gezin Van der Moer werd opgevangen. Door zijn verschijning joeg hij de dorpskinderen nog wel eens schrik aan. Hij hield zich bezig met de zilvervossenfarm waar Van der Moer zich nogal veel van had voorgesteld en de verzorging van de uitgebreide moestuin en boomgaard. Vaak was hij de koetsier voor de familie.

In grote rennen liepen op een ge geven moment wel 400 kippen en los op het terrein struikelde je over de ganzen, duiven en geiten. Natuurlijk waren er ook de hond Kazan en de poes Poes. Maar de kippen bIeken volgens Van der Moer "achteruit te krabben" en met de vossen viel het ook niet mee. Een commercieel succes is "De Moere" dan ook nooit geworden.

Een langdurige gast was Tonny Hofman, die met zoon Abraham in het dorp naar school ging. Het gerucht dat ook de scheepsarts en bekende dichter/schrijver J. J. Slauerhoff onder de gasten op de villa is geweest is tot nu toe helaas niet bevestigd. Lambertus van der Moer vulde zijn dagen, naast het toezicht op huis en hof, vooral met het maken van wandelingen en het luisteren naar de radio. Hij handhaaft de ook een discipline als op een zeilschip. In de hal hing een gong die elke ochtend, liefst op een onchristelijk tijdstip, door Van der Moer werd geluid waarbij hij een lied aanhief waarmee vroeger het zeevolk op zeilschepen werd gewekt. Iedereen werd dus geacht samen aan het ontbijt te verschijnen, en wél op tijd. Door mevrouw Van der Moer, daar liep je niet zomaar omheen, werden de gasten bij corveediensten ingeschakeld.

De werklieden uit het dorp legden in de loop der jaren ondermeer een wal om het landgoed aan en er werden vele struiken en bomen geplant. Voor twee van deze medewerkers liet hij in Grolloo huizen bouwen. In 1933 was mevrouw van der Moer medeoprichtster van de plaatselijke afdeling van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen en ook de heer Van der Moer onttrok zich niet aan het dorpsleven. In de loop der jaren was hij voorzitter van de plaatselijke begrafenisvereniging en erevoorzitter van de muziekvereniging. Het lijkt er verder op dat het leven op "De Moere" al die tijd, inclusief de oorlogsjaren, rustig voortkabbelde ofschoon de financiële situatie van de familie langzamerhand verslechterde, voornamelijk een gevolg van de internationale crisis.

Dat we nu nog kunnen terugkijken op het leven van de bewoners is behalve aan enkele ouderen uit het dorp ook te danken aan kleinzoon Bert van der Moer en aan de actrice/schrijfster Annemarie Oster, de dochter van Ank van der Moer en Guus Oster, die gedurende haar kinderjaren, van 1942 tot '51, veel bij haar opa en oma heeft gelogeerd. Zij speelde met kinderen uit het dorp en schreef jaren later in haar verhaal "Lieve Oma": "Heel gelukkige jaren heb ik bij opa en oma gehad en wat betreft het zusje van mijn moeder", antwoordde ze op mijn vraag, "die is als klein kind van nog geen twee jaar in Naarden overleden".

moere4Samen met het heideveld achter de Koelanden is het eersle stuk grond van het landgoed reeds verkocht. In de noordoosthoek van het terrein is Willem Doddema begonnen met de zandwinning.


 

Gedeelten verkocht

Als gevolg van de langzaam slinkende financiële reserves van de familie zijn in de loop der jaren grote gedeelten van het grondbezit verkocht. Uiteindelijk resulteerde dat in een qua omvang sterk ingekrompen landgoed. Tot 1931 liep door het Moereperceel een zandweg van noordwest naar zuidoost. Deze werd vervangen door een al west-oost lopende weg iets verder naar het zuiden. Deze is nu nog aanwezig. In 1942 vond er een ingrijpender transactie plaats. Een groot gedeelte van het landgoed ten zuiden van de nieuwe zandweg werd verkocht aan staatsbosbeheer. De hier liggende boomgaard werd nog gespaard. Omstreeks 1938 zijn de gebroeders Willem en Jo Doddema uit Hoogemd met toestemming van Van der Moer begonnen met het afgraven van scherpzand ten oosten van het landuis. Gebleken was dat er scherpzand van een goede kwaliteit aanwezig was. Willem Doddema had er zelf monsters getrokken. In de oorlog lag het werk stil omdat hij niet aan de Duitsers wenste te leveren. In 1947 werd de zandwinning, die toen nog klein was en zo dicht langs de weg lag dat er gevaar bestond dat deze erin zou kunnen verwijnen, verpacht aan Edo Staal en Jan Roelfsema. In 1948 voegde Harm Prins zich bij deze combinatie. Intussen was het gedeelte van de afgraving dat het dichtst bij de weg lag voor de zekerheid gedempt met gemeentelijk huisvuil. Zowel de gemeente Rolde als Prins hadden hier baat bij en zodoende verschoof de plas langzaam naar het zuiden.


 

moere5De plas groeit en verplaatst zich langzaam naar het zuiden. Van der Moer heeft weer een gedeelte van zijn grond moeten verkopen waarmee hij ook zijn boomgaard is kwijtgeraakt. Harm Prins heeft bij het zandgat een keet gebouwd waar hij met zijn gezin tot 1955 heeft gewoond.


Met het successievelijk verkopen van stukken grond en de verpachting van de 'zandplas' kon Lambertus van der Moer steeds net het hoofd boven water houden. Maar hij is de crisis van dejaren voor de oorlog eigenlijk nooit helemaal te boven gekomen. De zand- en grindwinningsactiviteiten zijn pas vijfjaar geleden gestaakt. De huidige plas, die een recreatieve bestemming zal krijgen, staat bekend als "De Grote Moere". Al deze ontwikkelingen hebben de Van der Moers echter niet meer meegemaakt. In 1951 vertrokken de echtgenoten voor hun laatste levensjaren naar Amsterdam. Voordat ze afreisden werd het overgebleven gedeelte grond ten zuiden van de zandweg, waar de boomgaard lag, nog aan Staatsbosbeheer verkocht. Ook een westelijk uitstekende tip, pal ten zuiden van de huidige zwem plas "De Kleine Moere", werd aan deze instantie overgedaan. Het huis met de dubbele oprijlaan en het omliggende terrein, toen nog 14 ha. groot, werden voor de komende jaren verhuurd. Hiermee was de rol van de familie Van der Moer in Grolloo na zevenendertigjaar vrijwel uitgespeeld. Bij de definitieve verkoop van het huis in 1955 duikt hun naam nog even weer op maar sindsdien herinnert alleen de naam van het huis en landgoed ons nog aan hen. Meneer en mevrouw Van der Moer overleden kort na elkaar, beiden in 1955!


 

Prins en Prins

De naam Prins is al even gevallen, maar let op! In het begin van de jaren vijftig was er op het landgoed "De Moere" tegelijkertijd sprake van twee families Prins. In 1952 had Lambertus van der Moer een huurder opgeduikeld die wel wat zag in "De Moere". Het ging om een, zekere Frans Prins, een Amsterdamse postbode, die er met zijn gezin wilde proberen een pension van de grond te krijgen. Van der Moer had hem toegezegd dat hij bij een eventuele verkoop van het landgoed de eerste gegadigde zou zijn. Het huis had inmiddels bijna een jaar leeggestaan.


Tegelijkertijd hadden zich bij de zandwinning ook veranderingen voorgedaan. In 1952 verdween hier Edo Staal van het toneel zodat Roelfsema en Harm Prins nog met z'n beiden overbleven. Roelfsema liet op de zandwinning alle werk aan Prins over die dag en nacht werkte om zijn geleende investering er weer uit te kunnen halen. Ze moesten en zouden slagen want bij het instappen in het project had Harm alle schepen achter zich verbrand. Bij zijn komst in 1948 had hij bij de plas een keet gebouwd waar het gezin introk maar dat dreigde al snel mis te lopen. Op een avond stond er een politieagent voor de deur die de familie het recht kwam ontzeggen om hier te wonen. Hij had daartoe de opdracht gekregen van burgemeester Mackay die toendertijd op het landgoed "De Berenkuil" bivakkeerde, wachtend op een woning in Rolde. Na een langdurig gesprek met Mackay diezelfde avond kreeg Prins voorlopig toestemming om te blijven zitten waar hij zat.

moere6Zo was de situatie totdat Harm Prins "De Moere" in twee delen had verkocht: het huis met de bijbehorende grond, nog slechts vijf ha. groot, aan Bronsvoort en de zand- en grindwinning aan Switters en Pierik. Behalve dat het zandgat in de loop der jaren nog veel groter is geworden, is er aan de percelering van het terrein sinds 1963 niets meer veranderd.


 

Gelukkig had hij op het zandgat de onmisbare steun van zijn oudste zoon Bertus. Alle verdiende geld werd omgezet in materieel om de productie van zand en grind maar te kunnen vergroten en langzamerhand begon het beter te gaan. De opleving na de oorlog van de huizenbouw en niet te vergeten van de aanleg van asfaltwegen speelde het gezin in de kaart. Er ontstond weer enige ruimte om een nieuwe uitdaging aan te gaan. In 1954 moesten nog eens weer alle financiële zeilen worden bijgezet om Roelfsema te kunnen uitkopen zodat hij het bedrijf, waar hij zich dag en nacht met zijn gezin voor uitsloofde, eindelijk zijn eigendom zou kunnen noemen. In de loop van de jaren was er een werkverdeling ontstaan waarbij Harm op de vrachtauto reed en Bertus de machinist van de zandzuiger was. Voor de zoon was dat dus een eenzaam bestaan en niet ongevaarlijk, want hij kon niet zwemmen. Als gezelschap nam hij regelmatig zijn hond mee. Stel je bovendien voor dat de vrachtwagen toen nog met de schop volgegooid moest worden.

 fam. PrinsHet gezin van Harm Prins gefotografeerd in de voortuin van "De Moere" in de jaren vijftig. V. l. n.r. Bertus, Tine Prins-Staal, Siebe en Harm. (Foto collectie fam. Bertus Prins)




Van der Moer verkoopt

In 1955 kwam er bericht uit Amsterdam dat 'Meneer' van der Moer het complete landgoed wilde verkopen. Nu moesten ze er bij zijn, want Frans Prins die op het huis woonde had immers de eerste optie. Hij twijfelde echter. Ook hij had de afgelopen jaren met zijn pension maar nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. Harm Prins besloot naar Amsterdam te vertrekken en daar direct met Van der Moer te onderhandelen. Toen hij terug kwam was de hele "Moere" , ter grootte van 14 hectare voor ƒ 37.000, zijn eigendom geworden. Eindelijk was Harm Prins niet meer van anderen afhankelijk. "Een verdrietige afloop" volgens meneer van der Moer en aldus werd Frans Prins gedwongens de villa te verlaten. Hij heeft nog jaren op het pension-restaurant "De Strubben" in Schoonloo gewoond. Al vlot betrok het gezin van Harm de grote woning. De keet degradeerde tot schaftkeet.

In de jaren na 1955 betaalden de inspanningen bij de zandwinning zich langzamerhand uit. Per jaar was er nu een productie van 10.000 m3 zand. Het pension waar moeder de scepter zwaaide had vierjaar lang zes kostgangers tegelijk, beambten van Staatsbosbeheer en ook emigranten in opleiding. Deze laatsten werkten bij boeren in de omgeving. Eén is uiteindelijk aan een meisje uit Grolloo blijven hangen. Juist in deze tijd (1955) werd ook een aanvang gemaakt met de ontgronding aan de westzijde van "De Moere". Dat was nog even spannend. Het Asser bedrijf van Hendrikus Huisjes ging hier zijn geluk beproeven maar de groeve produceerde slechts aanvulzand, zodat er van concurrentie voor Prins geen sprake was. Deze onderneming bleef maar twee à drie jaar bestaan. Sinds jaren heeft deze plas zich ontwikkeld tot een zwembad voor naaktrecreatie waardoor het veelvuldig in het nieuws is geweest. In 1960 had Harm Prins nog een meevaller. P.C. Zanen, een wegenbouwbedrijf en voorloper van het huidige Volker Stevin, toonde belangstelling voor het plaatsen van een mobiele asfaltfabriek op het terrein bij de plas. Zanen bleef twee jaar. In deze tijd werden o.a. de wegen van Rolde naar Grolloo en van Grolloo naar Schoonloo geasfalteerd. Ook werd eindelijk, zij het postuum, aan de wens van Van der Moer voldaan toen ook de weg van Grolloo naar Papenvoort werd aangepakt. De aanleg van een aantal aansluitende ruilverkavelingswegen maakte ook deel uit van het werk.



moere8

Het zandzuigbedrijf De Moere in de jaren vijftig vanuit het zuiden gezien. In het dennenbos is nogjuist de keet te zien waarin het gezin van Harm Prins woonde voordat, in 1955, de villa werd betrokken. (Foto collectie fam. Bertus Prins)

 

Het contract met de wegenbouwer had voor Prins behalve een financieel ook nog een praktisch voordeel. Zanen verwijderde de waardeloze bovengrond, stortte het in het afgewerkte deel van de plas en groef met een dragline het scherpe zand tot op een diepte van ongeveer twee meter weg. Bertus Prins hoefde zijn zuiger er later alleen nog maar boven te leggen. Dat spaarde belangrijke kosten uit. Twee jaar later vond Prins het welletjes. Uiteindelijk had hij goed geboerd en hij besloot het bedrijf te verhuren.


 

Verhuur, verkoop en splitsing

moere9Willem Doddema, de pionier van de zandwinning op "De Moere". Met behulp van een eenvoudige grondboor ontdekte hij dat hier winbare hoeveelheden scherp zand aanwezig waren. (Foto collectie fam. Bertus Prins)


Switters en Pierik, handelaren in bouwmaterialen, respectievelijk uit Groningen en Rijssen hadden belangstelling en het huurcontract werd gesloten. Toen Switters zich in 1963 uit de onderneming terugtrok verkocht Harm Prins de afgraving aan Pierik. Een jaar eerder was het huis "De Moere" met het ten behoeve van de zandafgraving nog weer verkleinde grondgebied reeds verkocht. Vanaf toen omvatte het huis met de bijbehorende grond nog slechts vijf hectare, minder dan een negende deel van de oorspronkelijke grootte. De verkoopprijs was f 80.000,-. Het landgoed was nu kadastraal gescheiden van de zandwinning. Bertus Prins bleef nog zeven jaar voor Pierik op de zandzuiger wer-ken. Toen Bertus in 1963 was getrouwd met Frouwke Doddema werd de schaftkeet weer tot woning gebombardeerd. Ze woonden hier tot 1970. Door de steeds groter wordende plas was de omgeving van "De Moere" langzaam maar zeker veranderd. Het in de loop der jaren rondom aangeplante bos en de opvallende rododendronstruiken en de bomen rondom het huis hielpen ook mee om het vroegere beeld totaal te veranderen. Huize "De Moere" had geen vrij uitzicht meer. Het huis werd er ook niet beter op. De aandacht was vooral geconcentreerd geweest op de afgraving en toen het na acht jaar tot verkoop kwam werd duidelijk dat de villa aan groot onderhoud toe was.


 

De periode Bronsvoort

Op 5 januari 1962 arriveerden Henny Bronsvoort en zijn vrouw Hanny met hun tweeling in Grolloo. Zij waren de nieuwe eigenaren van het landgoed "De Moere" geworden, voor het eerst zonder het zandgat.

Hun vorige woonplaats was Rhenen, waar hij een kleine textielfabriek had en zij een Indisch restaurant beheerde. Deze tijdvretende banen zorgden echter voor zulke hectische toestanden dat de beide kinderen kopje onder dreigden te gaan. Daarom besloten ze de rust van "De Moere" te kiezen om daar een pension te beginnen. Meteen nadat ze er hun intrek hadden genomen viel het tegen om de zaak aan de gang te krijgen. De gebouwen moesten nodig opgeknapt worden en met de pensiongasten liep het ook niet zo hard. Het was de tijd van de Nieuw-Guineakwestie en de overheid vroeg onderdak voor gevluchte Papoea- en Nederlands- Indische gezinnen. Eenentwintig personen namen hun intrek in "De Moere" zodat er ten minste sprake was van vaste inkomsten. De schuur naast het huis en het koetshuis annex stal daarachter werden hiertoe tot woningen verbouwd. Met sommige van hun gasten uit dit eerste jaar hebben ze nog lang contact gehouden ofschoon de meeste al na enige maanden naar elders vertrokken. De Drentse zanger Egbert Meijers, die in die tijd in Grolloo woonde, heeft enige jaren geleden een lied uitgebracht waarin hij zijn vriendschap met één van de Nederlands-Indische kinderen op "De Moere" bezingt.

Het was vooral de vrouw des huizes die het pension beheerde. Haar man werkte gedurende die jaren op de naburige zand- en grindzuigerij van Pierik. Daarnaast was er voor hem in en om het huis natuurlijk ook veel werk aan de winkel.

 

moere10

Een schitterende entourage rond "De Moere" in juli 1963. De midgetgolfbaan is in het voorjaar geopend en op het terras zitten enige bezoekers. Voor De Bronsvoorts schijnt de zon nog! Als een oppasser staat Henny bij het opgezette wilde zwijn dat hij in de voorafgaande winter in de omgeving van Grolloo heeft geschoten. (Foto collectie Hanny Bronsvoort)

 

In juli 1963 werd op het voormalige paardenhindernisbaan voor het huis, rondom de reeds uit het begin van "De Moere" daterende vijver, een midgetgolfbaan geopend, pas de tweede in Drenthe. Het hele dorp werd uitgenodigd en er was een grote feesttent op het terrein geplaatst. Tegelijk met de baan werd er ook een terras aangelegd. De Bronsvoorts waren nog vol goede moed. Maar vooral 's winters bleef het een opgave om het hoofd boven water te houden en ze waren dan ook blij als ze gasten, zoals werkers aan de verharding van de weg naar Papenvoort, in de kost konden nemen. Eén van hun pensiongasten wist de oplossing: "Bouw huisjes op je terrein!" Maar al voordat de geplande vijf onderkomens klaar waren moesten ze weer afgebroken worden. Ze werden door de gemeente niet gedoogd.

Ofschoon de beide dochters met vreugde terugkijken op hun jaren op "De Moere" met de grote vrijheid en waar ze zich, samen met moeder, aan hun grote passie voor hun paarden konden overgeven, is de hele onderneming voor de beide ouders niet het succes geworden dat ze er van hadden verwacht. Illustratief hiervoor is de volgende anekdote. Henny ontdekte in 1964 een schoorsteenbrand in de woning en hij stelde zijn vrouw voor de keus: brandweer bellen of wegwezen ... ? In 1965 was het voor de Bronsvoorts einde oefening en het Landgoed "De Moere" werd voor f 100.000 verkocht.




De familie Douwes N.V. De Moere

De nieuwe eigenaren kwamen uit een onverwachte hoek. Het waren de gezusters Dr. Bettina Henriëtte Spaanstra-Polak te Haren en Annie Leontine Willy Samama-Polak te Laren. De eerste was kunsthistorica en de tweede mensendieck lerares. Zij brachten hun in november 1964 verkregen nieuwe bezit op 23 maart 1965 onder in de kort daarvoor opgerichte NV Onroerend Goed Ontwikkelings-maatschappij "de Moere", gevestigd te Haren. De directeuren van de N.V. waren Johannes Spaanstra, belastingdeskundige en echtgenoot van Henriëtte Polak en Salomon Sylvio André Samama, industrieel en echtgenoot van Willy Polak. Binnen de N.V. beheerden de zusters ieder honderd aandelen, elk ter grootte van duizend gulden. In de verkoopakte was ondermeer het volgende opvallende voorbehoud opgenomen: De verkoper verbindt zich tegenover de koopsters na ontruiming van het verkochte en binnen een straal van twintig kilometer geen Horecabedrijf te zullen uitoefenen noch daarin werkzaam te zijn op straffe van honderd gulden per dag. In tegenspraak met dit concurrentiebeding was overigens dat Henny Bronsvoort na verloop van tijd beheerder van het Markehuis in Grolloo werd. Vervolgens gebeurde er een tijd niets, terwijl het huis leegstond. Vanaf 1966 werd het zo nu en dan voor korte tijd verhuurd. Serieuze gegadigden meldden zich echter niet.

moere11Meneer en mevrouw Douwes in de jaren zeventig. Van alle bewoners hebben zij het langst op "De Moere" gewoond. Mevrouw Douwes zelfs 34 jaar. (Foto collectie Andrea van Wieringen-Addens)


 

In het voorjaar van 1968 trok het dan leegstaande huis de aandacht van Pieterke (Piek) de Jager en Jan Douwes. Piek, directrice van het rusthuis Buitenwoel in Veendam, was een verpleegster in hart en nieren. Haar huwelijk met Jan Douwes, die in Rolde woonde, was aanstaande. Deze oud-landbouwer uit Meeden was commissionair in granen en verzekeringsagent. Misschien was er voor hen een mogelijkheid om het huis "De Moere" te exploiteren als bejaardenpension, een lang gekoesterde wens. Al snel kwamen ze tot de conclusie dat het mogelijk moest zijn. Ze streefden er naar de eerste gasten in de zomer van 1968 te kunnen ontvangen. Dat had nog best wat voeten in aarde want er moesten nog vele zaken geregeld worden. Vergunningen moesten worden aangevraagd en aan het huis moest het nodige worden opgeknapt. Het heeft er alle schijn van dat de gezusters Polak de familie Douwes maar wat graag binnen de poorten wilde hebben want tot december hoefden ze, in ruil voor het onderhoud aan de woning, niets te betalen. Het huurcontract dat toen werd gesloten had een looptijd van tien jaar. In 1973 werd de N.V. omgezet in een B.V. en in januari 1978, na afloop van deze eerste periode verwierven Jan en Piek Douwes hun eerste aandelenpakket in de B.V.

In de loop van de daarop volgende jaren werden dat er steeds meer totdat ze het landgoed uiteindelijk hun eigendom mochten noemen. "De Moere" is tot 2000, toen de kinderen uit het eerste huwelijk van mevrouw Douwes het overnamen een B.V. gebleven. Andrea van Wieringen-Addens en haar broer Feiko Addens waren de nieuwe eigenaren. Sinds enige tijd staat het landgoed weer te koop!


 

Bejaardenpension

Aan de voorwaarden om van "De Moere" een bejaardenpension te maken was zoals reeds vermeld snel voldaan. G.S. werkten mee, de vergunning werd snel geregeld, Jan Douwes deed veel klussen in en om het huis en in de loop van 1968 liep het er reeds vol met "gasten". In de bijgebouwen verbleven in het begin ook bejaarden, maar in de loop der jaren werden de meeste gasten in het hoofdgebouw ondergebracht terwijl in de voormalige schuur en het koetshuis steeds vaker gewone huurders onderdak vonden. Vooral bij personeel van Mariëncamp was "De Moere" als woonplek in trek. Maar ook mensen die tijdelijk onderdak zochten konden hier terecht. Mevrouw Douwes had haar handen vol aan de verzorging van de bejaarden (steeds tussen de tien en vijftien) en nadat Jan Douwes, die in de eerste periode nog zijn werk als commissionair had aangehouden, zijn diploma voor maatschappelijk werk had gehaald, deed hij ook volop mee om van "De Moere" een succes te maken.

Voor de dagelijkse gang van zaken waren er meestal twee personeelsleden in dienst. Zij hielpen in de verzorging en in de huishouding. 's Morgens werd er ontbeten op de kamer. De koffie werd dan samen genuttigd in de grote woonkamer beneden en tussen de middag werd de warme maaltijd weer op de kamer gebruikt. Vaak waren er 's middags activiteiten waar iedereen zoveel mogelijk aan meedeed. Er werden bijvoorbeeld picknicks georganiseerd waar men de huifkar voor gebruikte of er werden in het huis kamerconcerten gegeven. Regelmatig kon je Jan Douwes met zijn Volkswagenbus vol bejaarden door de omgeving van Grolloo zien toeren. Indien nodig reed hij hen ook naar de dokter of het ziekenhuis.



moere12

Het interieur van "De Moere" straalt nog altijd de sfeer uit van de jaren dertig. Zowel binnen als buiten zijn er in de loop van de afgelopen vijfenzeventig jaren geen ingrijpende veranderingen doorgevoerd. (Foto collectie Andrea van Wieringen-Addens)

 

Naast het huis had Piek Douwes een grote biologische groentetuin waar de bewoners volop van konden profiteren. Zij was een zeer energieke vrouw die naast haar belangrijkste taak, de verzor-gingvan de pensiongasten, ook nog tijd had voor haar hobby's. Jarenlang volgde ze samen met haar man schilderscursussen en ook voor de kerk was ze actief. Als groot liefhebster van filosofie organiseerde ze praatgroepsessies en ook op het gebied van natuurtherapieën en acupressuur was ze deskundig. In de advertentie waarin het landgoed nu te koop wordt aangeboden is sprake van een buitengewoon krachtig energiecentrum dat zich op het terrein van "De Moere" zou bevinden. Mevrouw Douwes had dit reeds lang geleden ervaren en later werd dit door dé deskundige op dit gebied, Wigholt Vleer, bevestigd. Het zou het op één na krachtigste leycentrum in Nederland zijn. Een kring met veldkeien geeft de bijzondere plek aan. Er mag rustig vastgesteld worden dat de tijd van de familie Douwes voor "De Moere" een bloeitijd is geweest, maar aan alles komt een eind. Toen Jan Douwes in 1991 overleed was het afbouwen van het pension al in volle gang. Het huis liep langzamerhand leeg en op den duur was er nog slechts één bejaarde over. Deze mevrouw Lier heeft tot aan haar dood op "Dc Moere" gewoond. Nu waren er behalve Mevrouw Douwes nog slechts huurders. In 2000 verkocht ze het landgoed aan haar kinderen Andrea en Feiko en in december 2002 nadat ze er samen nog één keer kerstfeest hadden gevierd, vertrok mevrouw Douwes op de leeftijd van vijfentachtig jaar naar een verzorgingstehuis in Assen waar ze nu nog verblijft. De kinderen hebben het besluit genomen om "De Moere" te verkopen. Bijna alles staat leeg, er wonen nog slechts twee huurders. Ten westen van het huis herinneren een paar oude caravans nog aan de tijd dat er ook gekampeerd kon worden. De tijd zal leren wat er van het karakteristieke huis met de mooie natuur rondom zal worden.



Bronnen:

Bevolkingsregister Rolde vanaf 1920, (bewoningssituatie in 1928)
Gem. Archief Rolde: Ingekomen stukken 1929, 1931 en 1932.
Het archief van het Kadaster te Assen (koop en verkoop)
"Lieve Oma"; een brief van Annemarie Oster aan haar overleden oma Van der Moer in: Als een God in Drenthe, Bnma Utrecht, ISBN-nr. 9022988813.
Provinciale Drentsche en Asser Courant, 1951, interview met Lambertus van der Moer.
Verder hebben velen mij over hun herinneringen aan "De Moere" en haar en bewoners verteld. Voor zover het mij mogelijk was, heb ik die herinneringen aan de waarheid getoetst. Ik bedank de familie Tieme Reinders te Grolloo, Geesje SijbringZijgers te Grolloo, Harm Boer te Grolloo, de familie Roelof Hofsteenge te Rolde, Willem Brands te Rolde, Josje de Vries te Assen, Bertus Prins te Zuidlaren, Mevr. A.W. Prins-Staal te Assen, Annemarie Oster te Amsterdam, Andrea van Wieringen-Addens te Nieuw Beerta, Egbert J. Meijers te Gasselte, de familie Luchienus Oosting te Grolloo, Hans Schutrup te Papenvoort en Lambertusjan van der Moer te Borger.

Door: Roelof Marring