Toegankelijkheid

Grolloo van verleden tot heden

DE RUILVERKAVELING GROLLOO-SCHOONLOO

dorp-510217

Een luchtfoto van het dorp na de ruilverkaveling.

Inleiding

Als die naam genoemd wordt weet iedereen in het dorp wat wordt bedoeld. Toch was de naam eigenlijk nog niet volledig omdat ook een gedeelte van de gronden van het dorp Amen binnen de blokgrenzen waren gelegen. Dit was nodig om het gemengde grondgebruik van Grolloo en Amen tot scheiding te brengen, alsmede ook een afdoende ontsluiting en ontwatering te bewerkstelligen.
Aanvankelijk werd de verkaveling alleen maar aangevraagd voor de essen en de houtrnaden van Grolloo en de esgronden van Schoonloo. Het besluit voor deze aanvragen werd genomen op de vergadering van de landbouwvereniging. De aanvragen werden ingediend in juli en september 1951.
Reeds toen had men in het dorp al ingezien dat men in de toekomst op de kleine esakkers of akkertjes, niet meer rationeel en economisch kon werken.
De toen al reeds opkomende mechanisatie in de landbouw vroeg om grotere percelen. Ook de afvoer van het water was dermate slecht dat als men zou overgaan tot aanschaf van een tractor, de draagkracht van de grond en in het bijzonder van de graslanden, onvoldoende zou zijn . In overleg met de Cultuurtechnische Dienst, werd echter al heel snel duidelijk dat een uitbreiding van de aangevraagde oppervlak te nodig was. Om tot een verantwoorder opzet te komen, was het nodig dat alle gronden, dus ook de made gronden en de ontginningsgronden in de ruilverkavelingsaanvraag werden meegenomen.
De voorbereidende Commissie bestaande uit het toenmalige bestuur van de plaatselijke landbouwvereniging, ging hiermee accoord en de blokgrenzen konden worden vastgesteld.

DE BLOKGRENZEN

Deze werden voor een groot gedeelte bepaald door de omringende Staatsbossen. Verder werden de grenzen gevormd door de volgende wegen die wc in hun huidige toestand noemen: de weg Grolloo-Amen-Hooghalen, de zandweg achter langs camping De Berenkuil, de verharde weg Vredenheim tot kruising Grolloërstraat en deze Grolloërstraat overstekend via asfaltweg richting Papenvoort, een gedeelte van de verharde weg Rolde-Borger, vanaf café Hartlief richting de Broeken en achter langs deze Broeken via Tienmaden richting Schoonloo grens Borger, met enkele percelen in de ruilverkaveling Borger, naar de weg Schoonloo-Westdorp. Bij Schoonloo werd de grens tussen het Staatsbos en de es aangehouden rondom geheel Schoonloo.
Bij Amen werd nog een perceel bos in het blok opgenomen vooral om een goede afwatering voor dit perceel te realiseren. De oppervlakte van het blok bedraagt nu totaal 2908 ha, waarvan ± 2100 ha cultuurgrond.
De hoogtekaart wees uit dat binnen het blok zeer grote verschillen waren aan te wijzen. Zo lag het hoogste punt op de zuides van Schoonloo 22 m. boven N.A.P. terwijl de laagste percelen in het stroomdal van het Amerdiep ± l0 m lager lagen. Zo kon men Schoonloo beschouwen als een omgekeerde pannekoek waar het water van alle kanten afliep en wat dan uiteindelijk terecht komt in de waterlossingen van de waterschappen van de Oude Vaart, de Oostermoerse Vaart en de Drentsche Aa. Met het laatste waterschap, toen nog in oprichting, kregen de landbouwers van Amen en Grolloo het meest te maken. Alle gronden die in Grolloo en Amen binnen het blok van de ruilverkaveling liggen en zelfs ver daar buiten ontwateren op de hoofdstromen van de Drentsche A.

HET GEBRUIK

Wat het gebruik van de gronden betreft, evenals hun bodemkundige eigenschappen, zijn deze in 4 categorieën onder te brengen n1.:
a. Oude bouwlanden (esgronden)
b. Natuurlijke graslanden (madelanden)
c. Ontginningsgronden
d. Woeste gronden - bosjes vennetjes oude wegen e.d.

De oude esgronden, rondom de dorpen gegroepeerd, waren altijd als bouwland in gebruik. Meestal hadden ze een keileemhoudende ondergrond, met een bouwvoor die zeer humushoudend was en waar meestal een uitstekende bemestingstoestand aanwezig was. De versnippering van de percelen en hun slechte bereikbaarheid, vormden hier het grote probleem.

De natuurlijke graslanden liggen in de vrij smalle stroomdalen in het blok. Ze bestaan meestal uit een zanderige ondergrond die wordt afgedekt met een veenpakket dat heel variërend is, maar soms plaatselijk meer dan 2 m. dik kan zijn. De afwatering van deze gronden en de ontsluiting was meestal bijzonder slecht. Er kwamen zowel behoorlijke percelen als kleinere voor. Voor het merendeel was echter de vorm lang niet optimaal. Door de slechte ontwatering was de zode ronduit slecht. Zo waren de zgn. broekjes alleen 's zomers maar bereikbaar en ze werden dan ook vaak maar één keer gehooid.
In de herfst was het er vaak een "maande" weide. Dat wil zeggen dat het vee dan door het hele gebied liep omdat in het natte land nauwelijks goede afrasteringen waren.

Tussen de bouw- en graslanden liggen de ontginningsgronden. Meestal zijn ze veel humusarmer dan de esgronden. Ze werden veelal gemengd gebruikt voor zowel bouw- als grasland. De ontwatering liet vaak te wensen over, zodat een optimale opbrengst niet verwacht kon worden. De laagten hebben vaak water overlast, omdat veel ontginningen alleen gediepploegd zijn maar niet geëgaliseerd.
Daarnaast zijn van de jongste ontginningsgronden in de dertiger jaren vele hectaren bebost door Staatsbosbeheer.

De woeste gronden en vennetjes lagen door het gehele blok verspreid. 42 Ha hiervan worden gevormd door de Strubben bij Schoonloo. Dit is een al zeer oud opgaand eiken hakhoutbos; als natuurterrein beschermd gebied! Midden in dit prachtige natuurterrein ligt een al evenoud perceel grasland van enkele hectaren. Het "Muntenzuud" genaamd. Als een prachtige oase ligt het daar beschermd door het opgaande eikehout dat schijnbaar iedereen wil beletten hier binnen te treden.
Om de bemestingstoestand van de gronden te bepalen werden in het jaar 1955 grondmonsters genomen. Hoewel er duidelijke verschillen bestonden in gehaltes, werd van deze onderzoekingen later weinig gebruik meer gemaakt.

DE WEGEN

Voor de verkaveling plaatsvond lag er binnen het blok een totale lengte van 22 km aan verharde wegen, die allemaal reeds bij de gemeenten in eigendom, beheer en onderhoud waren. Hieraan is niets veranderd. Alleen de Hoofdstraat in Grolloo is verbreed en de binnenstraatjes in het dorp, die nog eigendom waren van de Boermarke, zijn na verbetering aan de gemeente Rolde overgedragen.

De keienweg Grolloo-Papenvoort en de Staatsboswegen verbonden met ons dorp, waren semihard. Ze hadden een totale lengte van 7,6 km waarvan 3,3 km niet openbaar was.
De zandwegen binnen het blok hadden een totale lengte van 65 km. Ze verkeerden meestal in een zeer slechte staat. Het gemiddelde aantal kavels dat elke boer in gebruik had was 10, terwijl Grolloo in 1951 nog 188 gebruikers kende onderverdeeld in 28 van 0-5 ha; 48 van 5-15 ha; 32 van 15-25 ha en 10 van 25 ha en iets meer.
De boerderijen lagen en liggen ook nu nog hoofdzakelijk in de dorpskernen, wat natuurlijk zeer ondoelmatig is, omdat bij huis weinig grond beschikbaar is, terwijl de afstanden naar ontginningsgronden en madelanden groot zijn.
Hierin kon een beetje verandering worden gebracht door boerderijverplaatsing doch geheel afdoende zou ook dit nooit kunnen zijn. De openbare nutsvoorzieningen waren ook toen reeds goed te noemen. Bijna iedereen was reeds aangesloten op waterleiding en elektriciteitsnet.

DE ONTSLUITING

In het ontwerpplan was natuurlijk rekening gehouden met de ligging van de hoofdwegen, de dorpskernen, de bodemgesteldheid en de te verwachten boerderijverplaatsing.
De hoge kosten van wegenaanleg maakten het echter noodzakelijk dat het wegennet drastisch werd ingekort. De toenemende mechanisatie en de daarmee samenhangende wieldruk van de transportmiddelen maakte het bovendien onmogelijk de zandwegen te handhaven. De verharding bestaat uit warmgrindzandasfalt waarvan de specie zo nodig binnen het blok gewonnen kon worden. Er zijn ook een aantal fietspaden geprojecteerd. Bij de waterafvoer is gestreefd naar een ontwateringsdiepte van 80 cm beneden het maaiveld. Waterbeheersing bleek in het blok niet te realiseren.
Teneinde het leeglopen van het gebied te voorkomen zijn enkele stuwen - zowel grote als kleine - ontworpen die ook de grondwaterstand op grotere afstand beïnvloeden.
Ook de Staatsbossen profiteren van deze waterafvoer en betalen hierin mee. Veel boeren konden destijds nauwelijks geloven dat een stuw aan de Oostermaatsdijk noodzakelijk was. De toch als zeer nat bekend staande Broeken zouden anders een te lage waterstand krijgen!


 gvvth-046

Een stuw.

VERPLAATSING VAN BOERDERIJEN

Ten behoeve van een goede verkaveling was het noodzakelijk dat een aantal boerderijen uit de dorpskern verplaats werd. De boerderijkavels werden zover mogelijk van de dorpskern verwijderd geprojecteerd en zo dicht mogelijk bij de gebruikersgrenzen van het Grolloër- en Schoonloërland. Op deze wijze was het mogelijk om vanuit beide dorpskernen een aantal boerderijen te koncentreren.
Deze koncentratie was nodig voor de nutsvoorzieningen. De hoge kosten hieraan verbonden maakte dit noodzakelijk.


 gvvth-047

Nieuwe boerderij aan de Amerweg, gebouwd tijdens de verkaveling.

DE KAVELINRICHTING

De versnippering van het grondgebruik maakte een herindeling noodzakelijk; een zo sterk mogelijk samenvoeging van kavels werd nagestreefd. Een moeilijk punt hierbij was natuurlijk dat alle bedrijven nog akkerbouw en veeteelt hadden, dus zowel bouw- als grasland toegewezen moesten krijgen. Het gemengde bedrijf vroeg daarom en dit hield dus altijd meer dan één kavel in. De kavelinrichting had vooral in de Madelanden vele intensieve werkzaamheden tengevolge. Vele percelen moesten dan gedeeltelijk of geheel (60 hect.) opnieuw worden ingezaaid. Dit laatste diende mede als voorbeeld, maar ook om ruimte te krijgen voor de compensatiegrond. Verwacht kon worden dat het nieuw ingezaaide gebied tot 3 keer zoveel op ging brengen als in de oude toestand. Dit betekende dat iemand die 3 à 3,5 ha moest missen voor allerlei snijschade of uit te voeren werken in een nieuw bestek, in dit nieuwe gebied slechts 1 ha terug zou krijgen als compensatie. Later werd nergens meer een gebied zo radicaal aangepakt. Dit zou ook te hoge kosten met zich meebrengen. Ook werd verondersteld dat de boeren dit later zelf goedkoper zouden kunnen doen. Op enkele plaatsen in het blok moest kaveldraaiing plaatsvinden bij de inrichting om de bereikbaarheid vanaf de verharde weg te realiseren.

BEDRIJFSVERGROTING EN AFSTANDSVERKORTING

Om met het laatste te beginnen, de afstandsverkorting werd niet alleen bevorderd door samenvoeging van kavels. Ook en vooral de boerderijverplaatsing had hierop een belangrijke invloed. Immers elke boerderij die verplaatst werd, liet zijn gronden bij het dorp achter en kreeg gronden terug, die relatief ver van het dorp verwijderd lagen. Een absolute grens voor bedrijfsgrootte is moeilijk aan te geven, evenmin welk klein bedrijf nog vergroot moet worden. Toch werd in die tijd aangenomen dat men met een bedrijfsgrootte van 15 ha een rendabel bedrijf zou kunnen hebben, en dat men degenen die daarvoor in aanmerking kwamen tot deze oppervlakte zou moeten vergroten, uiteraard op vrijwillige basis. Hiervoor waren vele hectares nodig. De S.B.L. (Stichting Beheer Landbouwgronden) zou proberen zoveel mogelijk aan te kopen. Reeds voor de stemming was hiermee een begin gemaakt en ook tijdens de verkaveling ging dit door. Vele kleine boeren waren bereid hun gronden te verkopen. Velen konden profiteren van de regeling die daarvoor geschapen was, namelijk hun bedrijf met steun van de hand te doen.
Het landschapsplan, wat geheel door het Rijk werd gefinancierd, onderging tijdens de verkaveling weinig verandering. Meestal ten behoeve van de kavelvorm werd hier en daar wat gerooid en op andere plaatsen weer aangepland.

DE TOEWIJZING VAN KAVELS

Als alle plannen gerealiseerd worden zullen reeds 11 boerenbehuizingen in Grolloo vervallen; tenminste zo stond het op het toenmalige bestemmingsplan. In totaal zou ± 12,60 ha aan de Gemeente worden toegewezen, waarvoor de Gemeente een bepaalde oppervlakte aan de ruilverkaveling zal moeten afstaan. Deze aan de Gemeente toe te delen gronden zullen door onpartijdigen worden getaxeerd. Hetgeen door de Centrale Cultuurtechnische Commissie te Utrecht moet worden goedgekeurd. Bovengenoemd plan heeft nooit een uitvoering gekregen. Wel is de genoemde oppervlakte grond aan de Gemeente toebedeeld.

Jammer genoeg heeft het Gemeentebestuur geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze gronden bouwrijp te maken, behalve een klein plannetje ten noorden van Grolloo. Het gevolg is dat deze toch relatief dure gronden nu nog steeds per jaar aan de boeren worden verhuurd, terwijl met veel strubbelingen en opnieuw voor hoge prijzen grond voor eventuele woningbouw moet worden aangekocht. Het gevolg hiervan is dat de bouwkavels duur worden.

DE VASTLEGGING VAN NATUURWETENSCHAPPELIJKE OBJECTEN

Door de Natuur Wetenschappelijke Commissie zijn een aantal objecten vastgelegd welke gespaard dienen te blijven en waar met de grootste zorg en voorzichtigheid gewerkt diende te worden, zoals de eerder genoemde Strubben. Het grootste gedeelte hiervan is reeds aangekocht door het toenmalige Ministerie van O.K.W. evenals de Stroetmaden in Schoonloo en een stukje houtwal langs de zgn. Elperstroom.

HET GROLLOERDIEPJE

De meander van dit stroompje van ± 1000 m lengte zou zoveel mogelijk gespaard worden, verbreding moet aan één kant plaatsvinden, terwijl ook de uitkomende grond slechts eenzijdig ge-

 kog-9-natuur-009

Meander. Duidelijk is de kronkeling te zien. De begroeiing rechts moest bewaard blijven.

stort mag worden, dus dure verwerkingskosten. Ook het aan deze meander gelegen dennenbosje diende vanwege zijn ondergroei gespaard te blijven.
Verder moest in Amen zeer voorzichtig worden omgesprongen met een veenplas van ongeveer 5 ha, het zgn. Meeuwenveen en met nog enkele kleinere percelen. De totale kosten van het plan werden op basis van mechanische uitvoering geraamd op een bedrag van f 6.456.000,--. Hiervan werd een bedrag van f 4.261.000,-- als subsidie verstrekt, zijnde 66%.
Het restant of 34% , gelijk aan een bedrag van f 2.195.000,--, zal door de boeren worden opgebracht, of beter gezegd, rechthebbenden. Bij de ruilverkavelingswet van 1954 geregeld, komt dit neer op 5% rente en aflossing tesamen per jaar, 30 jaar lang.

DE STEMMING

De stemming van de Ruilverkaveling Grolloo/Schoonloo vond plaats in december 1959 en het plan werd aangenomen. De benoeming van de plaatselijke commissie liet nog al even op zich wachten. Na de beëdiging was haar eerste taak een cultuurmaatschappij aan te wijzen, welke de werken zou kunnen uitvoeren en zou begeleiden, als die aan anderen werd uitbesteed. De Grontmij werd hiervoor aangewezen. Het sekretariaat werd eerst waargenomen door de Cultuurtechnische Dienst te Assen. (CD) Maar al spoedig werd een plaatselijke Secretaris benoemd.


 landbouw-510223

Ruilverkaveling Grolloo-Schoonloo. Bezoek aan de eerste zandput in 1961.

De plaatselijke commissie werd bijgestaan door een groot aan tal adviseurs nl. Cultuurtechnische Dienst, S.B.B., Provinciale Waterstaat en de Provinciale Planologische Dienst en als landmeter deskundige dhr. B.H. Rienks van het Ruilverkavelingsbureau Groningen, waaronder Drenthe ressorteerde.
De voorlopige plannen van de voorbereidende commissie werden zonder veranderingen door de Plaatselijke Commissie goedgekeurd en de werkzaamheden konden beginnen.
Het zou te ver voeren om in dit boekwerk de gehele uitvoering op schrift te stellen, maar misschien is het goed enkele belangrijke punten te noemen.
Het was noodzakelijk dat alle eigendommen goed werden geregistreerd. Het bleek maar al te vaak dat niet iedereen zijn zaakjes op papier had. Het gebeurde nogal eens dat men meende eigenaar te zijn en dat dit niet zo was. Vooral in veentjes e.d. waarin vaak vele eigenaren lagen was meestal het recht van overweg of andere erfdienstbaarheden niet goed geregeld!
Ook pachtovereenkomsten, die goed geregeld moesten worden, vertoonden op papier vele gebreken. Als dit niet goed werd geregeld, zou men in de toekomst geen recht op nieuwe pachtgrond hebben. De eerste jaren werden reeds vele kilometers wegen en waterlopen aangelegd, die ook zo spoedig mogelijk werden overgedragen aan de toekomstige eigenaren.
Zo werden de wegen allemaal in eigendom beheer en in onderhoud aan de Gemeente Rolde toegewezen. De waterlopen aan het daarvoor in aanmerking komende waterschap.

Een heel belangrijk punt was wel de schatting van de gronden. Hiervoor werden een aantal boeren gevraagd om deze schatting in samenwerking met de Plaatselijke commissie uit te voeren. De schattingsvergadering stond onder leiding van één der landbouwkundige leden van de Centrale Cultuurtechnische Commissie, de C.C.C., te Utrecht, die eerst het doel van de schatting uiteen zette. Daarna de bezichtiging van het terrein. Eerst de beste en daarna de slechtste gronden bekijken. De tussenklassen zijn het grootst en het moeilijkst. Deze schatting werd openbaar ter visie gelegd en een ieder kon hier bezwaar tegen inbrengen, zowel tegen de waardebepaling van de eigen grond alsmede ook tegen die van de buurman. Grote verschillen kunnen optreden in één perceel. Door deze schattingsuitkomsten van elk perceel van één eigenaar op te tellen heeft men de inbreng van deze eigenaar als rechthebbende in het blok. Een ieder krijgt terug naar rato van de inbreng. Er kan maximaal meestal 5% worden ingehouden voor wegen en waterlopen.

DE BOERDERIJBOUWERS

Ondertussen waren gegadigden voor de boerderijbouw opgeroepen. Deze moesten natuurlijk aan verschillende eisen voldoen. Zo moest hun hoofd beroep Landbouwer zijn, zij moesten land in eigendom hebben en als zij pachter waren moesten zij een vaste pacht hebben van 24 jaar. Tevens moesten zij een bedrijfs-gebouw kunnen inleveren. Hoewel hun bedrijfsgrootte aanvankelijk 15 ha was gepland bleek later dat deze nog met enkele ha. vergroot kon worden waarbij sommige bouwers deze oppervlakte op afstand verkregen. Ook verhuisden tijdens de verkaveling een drietal boeren naar de polders om daar een nieuw bedrijfje te beginnen. De grond die zij achter lieten kwam geheel ter beschikking van de verkaveling. Dit gaf opnieuw veel gemak met de compensatie en later mogelijkheden voor de bedrijfsvergroting in de vorm van overbedeling.
Deze boerderijbouw en het vertrek van boeren naar de polders bracht een ware volksverhuizing met zich mee. De achtergelaten leeg gekomen gebouwen werden weer door andere boeren betrokken die een kleiner bedrijfsgebouw hadden. Zo kan gesteld worden dat de kleine bedrijfsgebouwtjes overbleven, welke dan door

 middenstreek-6-8-512013-dorp

Een tweetal aanelkaar gebouwde boerderijtjes in de Middenstreek. afgebroken tijdens de verkaveling in 1967-1968.

de plaatselijke commissie werden verkocht. Dit bracht eerst nogal wat winst op maar toen het Gemeentebestuur de eis stelde dat deze gebouwen alleen voor permanente bewoning bestemd mochten worden was het afgelopen met de winst.

Deze verkopen brachten de eerste stadsmensen in het dorp. Ook de wenszitting is zeer belangrijk. De plaatselijke commissie kan dan rekening houden met ieders wens. Het is beslist niet gezegd dat alle wensen altijd in vervulling kunnen gaan.
Het kavelwerk was reeds begonnen met het klaarmaken van de boerderijplaats. De eerste bedrijven konden in 1964 worden betrokken. Reeds in een vroeg stadium was vanuit de plaatselijke commissie een zgn. werkcommissie benoemd, bestaande uit voorzitter, secretaris, landmeter deskundige en iemand van de C.D. Zij hielden zich bezig met het voorbereiden van het werkschema, agenda's en besprekingen enz.
Zo werden elke winter één of meer vergaderingen gehouden met de boeren die gebruiker waren binnen het object dat in de komende tijd zou worden aangepakt. Ieder was dan op de hoogte van de plannen, en kon zich daar vroegtijdig op instellen.
Dit werkte prima.

Hoewel men op alle fronten nog niet zover was, moest men toch een besluit nemen over de afstand van de kavelsloten. Het inpassen tussen deze kavelsloten werd zodoende voor de landmeter een zware klus, die echter goed werd opgelost.
Ook werd nog besloten minimale drainage aan te brengen waar dit nodig was. Al met al verliep alles behoorlijk vlot.
Vermeld dient te worden dat tijdens de uitvoering ook de Gasunie nog even om de hoek kwam kijken. Een paar grote leidingen doorsneden het gehele blok met alle gevolgen van dien.
De werkcommissie heeft ook hierbij aan vele boeren haar diensten aangeboden en vele malen bemiddelend opgetreden, vaak tot financieel voordeel van de boeren. De grootste moeilijkheden ontstonden in de Halkenbroeken. Daar werd de waterafvoer dusdanig verstoord door de aanleg van de gastransportleiding dat extra drainage nodig was, wat later ook nog maar amper voldoende bleek te zijn.
Door de latere aanleg van de radio-telescopen moest de commissie het omringende gebied toedelen aan S.B.B. omdat men dit storingvrij wenste te houden. De nazorg voor de gasleiding was toen reeds afgekocht. Inmiddels was de toedeling op papier begonnen en na goedkeuring in de plaatselijke commissie kon de bespreking met de gegadigden beginnen. Dit nam nog al veel tijd in beslag. Maar met veel passen en meten, schuiven met één en ander, kon in de herfst van 1968 ieder zijn toegedachte kavel in gebruik nemen. Natuurlijk bleven er bezwaren over, die eerst in de plaatselijke commissie werden behandeld en waarvan vele werden opgelost. Degenen die meenden niet aan hun trekken te zijn gekomen, konden hun bezwaren bespreken in een zitting met de Rechter-Commissaris en de plaatselijke commissie.

Toch bleven nog enkele bezwaren over ter behandeling voor de rechtbank in Assen. Naar de hoogste instantie, de Kroon, behoefde echter niemand verwezen te worden, al wil dit niet zeggen dat iedereen tevreden was, maar men nam genoegen met de uit-spraak van de rechter.

Dit was in vogelvlucht één en ander uit de verkaveling Grolloo-Schoonloo. Tussen de aanvraag in 1951 en de eerste betaling die was vastgesteld op de lijst geldelijke regelingen, dus de eerste aanslag Ruil- of herverkavelingslasten, ligt precies 20 jaar, want de eerste aanslag gleed in het jaar 1971 de brievenbus binnen. Tussen de benoeming van de plaatselijke commissie en het beëindigen van de werkzaamheden ± 10 jaar.
Als dan de balans van deze verkaveling wordt opgemaakt kunnen we toch wel constateren dat met deze verkaveling veel ten goede is veranderd.
Het heeft voor de boeren de basis gelegd om een gezond bedrijf op te bouwen met perceelsvorming van voldoende afmetingen en een goede bruikbaarheid.
Dit alles was nodig voor een doelmatige exploitatie wat voorheen onmogelijk was en nu de arbeidsvreugd bevordert.