Grolloo van verleden tot heden
HET TAALGEBRUIK
Dreints is een taal.
van onbespreuken laoten
de dingen die van binnen raakt,
een dreintse tonge
wordt strenge bewaakt.
(Marga Kool)
De taal in Drente en dus ook de taal die in Grolloo gesproken wordt is zeker een korte beschouwing waard.
Taal is een communicatiemiddel. Door middel van taal maakt men dingen aan elkaar duidelijk. In onze tijd van 'inspraak' en 'medezeggenschap' moet alles 'bespreekbaar' worden gemaakt en zijn nieuwe woorden nodig om nieuwe zaken aan te duiden. Toch doet de Drent hier niet zo snel aan mee want het Drents is een taal van weinig woorden. Niet alleen wat gezegd wordt is van belang, maar vooral ook wat niet gezegd wordt. Simpele handelingen zeggen vaak meer dan vele woorden. Dat de Drent weinig woorden gebruikt wil niet zeggen dat hij gebrekkig communiceert. Drenten onder elkaar hebben aan een half woord genoeg. Men begrijpt elkaar zonder omhaal van woorden.
Van oudsher hebben de Drenten nogal afgezonderd geleefd op het zandgedeelte tussen de grote moerassen. Drente was weinig toegankelijk voor buitenstaanders waardoor men eeuwenlang op elkaar was aangewezen. Eigen gebruiken en gewoonten werden van generatie op generatie doorgegeven. Zo is ook onze taal ont-staan, zonder veel invloed van buitenaf. Onze streektaal is voor alles een praktische taal die niet in de eerste plaats was bedoeld om zaken op schrift vast te leggen, maar om te spreken.
De boeren werkten en spraken. De onderwijzers, predikanten en notarissen schreven voornamelijk. Omdat zij van buiten de eigen gemeenschap kwamen werd het Drents nooit een schrijftaal. Daarom verschilt het taal gebruik ook zo van dorp tot dorp ook al liggen deze slechts enkele kilometers uit elkaar.
Het kost niet-Drenten vaak moeite te achterhalen of een Drent het nu wel of niet met hen eens is. Een Drent is bang om een ander te kwetsen en zwijgt daarom soms of houdt zich op de vlakte. Hiermee wil men eigenlijk uitdrukken dat men het niet of maar ten dele met de ander eens is, maar dat niet zo duidelijk wil laten merken. Voor wie niet bereid is onder de oppervlakte te graven zal de Drent af en toe moeilijk te begrijpen zijn.
Elders in dit boek is al geschreven over de tradities van elkaar helpen. De noaberschap. Men had elkaar nodig om als boer te kunnen bestaan. Men was, of men dat nu leuk vond of niet, op elkaar aangewezen. En iedereen wist en accepteerde dit. Een goede onderlinge verstandhouding was niet alleen plezierig maar zelfs noodzakelijk. Niemand kon het zich veroorloven al te zeer af te wijken van wat men in de dorpsgemeenschap als normaal beschouwde. Afwijkend gedrag werd negatief beoordeeld. Als iets erg lange tijd een gemeenschap beheerst heeft dan vindt men dit later in allerlei verschijningsvormen weer terug, tot in het taalgebruik. De Drent zoekt vaak het veilige midden tussen uiters- ten. Zijn uitingen van verdriet of geluk zijn sober en ook met prijzende woorden wordt zuinig omgesprongen. O.a. in conflicten blijkt dat het 'recht voor z'n raap spreken' de Drent vreemd is. Men zal er eerder het zwijgen toe doen dan via een felle discussie trachten het conflict direct op te lossen. Men wacht op initiatieven van de ander of laat de tijd zijn werk doen. Hierdoor kunnen ruzies dan ook jaren onopgelost blijven voortbestaan. Wil men dit al als negatief beschouwen, een positieve bijkomstigheid van deze houding is dat het Drents een vriendelijke taal is. Door de verkleinwoorden, maar vooral ook door het zachtaardige karakter, omdat men voorzichtig is met gevoelens en bang om te kwetsen.
Vaak worden ingrijpende zaken niet bij naam genoemd. Men is "oet de tied" als men gestorven is en "henbracht" als men begraven is. Zo worden ernstige ziektes aangeduid met "een verkeerd gebrek".
De vriendelijkheid van de taal blijkt ook uit het feit dat men geen onderscheid maakt tussen "u" en "jij" of "je". Iedereen wordt getutoyeerd en dit tekent de geringe afstand die er altijd tussen de Drenten is geweest. Men kon geen afstand nemen en er konden geen grote verschillen ontstaan omdat men elkaar nodig had. Tutoyeren is in Drente traditie en niet "populair doen".
Precies hetzelfde geldt voor het elkaar bij de voornaam noemen. Is dit elders mode hier is het al sinds mensenheugenis in gebruik, niet alleen tussen ouderen maar ook van kind tot ouderen.
Het Drents is een spreektaal. Schrijven doet men in het Nederlands. Omdat men dan de neiging heeft om vanuit het denken in het Drents de woorden op papier te zetten gaat men aan het 'vertalen'. Dan ontstaan fouten als "de" bos en het "los" (open) doen van de deur.
Soms hebben bepaalde woorden of begrippen in het Drents en Nederlands totaal verschillende betekenissen.
"ku'j 't eêm wachten" betekent of men even tijd kan vrijmaken i.p.v. dat het nog wel even mag duren. "Te pas kommen" heeft niets met "van pas komen" te maken maar betekent dat men een ongeval heeft gehad. Een "koppel meinsen" betekent niet een tweetal maar juist een grote groep.
Ook Drentse spreekwoorden en gezegden leiden nogal eens tot verwarring, doch de geïnteresseerde niet-Drentse luisteraar zal ze met genoegen aanhoren.
Het Drents is een mooie streektaal die het waard is om te blijven voortleven. Toch verandert ook het Drents. Veel jongeren begrijpen niet meer de woorden die door hun grootouders gebruikt worden. Daar staat tegenover dat tegenwoordig door vele instellingen en personen het Drents eigene, waaronder de taal, krachtig gestimuleerd wordt. Om een indruk te geven hoe het Drents eruit ziet en zich laat lezen volgen hieronder enkele Drentse gedichtjes.
VRUMDE
Verkaoveling legde den es terecht:
Waor ies oes bes een goorn har met slaot,
geet now't kombein en slag zien zwaore maot.
De grenssteen van de marke is verlegd.
Het hoes daor wij in zaten weur verbouwd.
Geluuden, die wij heurden, 't zachte soezen
van d'aovend, 't tweedonker van vleermoezen,
het is veurbij, al was 't nog zo vertrouwd.
Wat is nog eigen as alles overal
het zölde wezen mot, de tied gien kleur
meer kriegen wil en in gien dörp de geur
van heui de zummeraovend kruuden zal.
Waor blief ik zölf met witte boord en handen,
waor heur ik thoes - met wel heb ik nog banden?
(G. Nijenhuis.
Uit de bundel: Onlaand, De Beuk Amsterdam)
Goorn = tuin (afkomstig van gaarde, Garten in het Duits)
Tweedonker = schemering
ALLèN
Zul ik daan gien proter kriegen
Van de naober gien geloed?
Daolkies mu'k hen berre tiegen,
Waant de heerd geet stillijk oet.
Kiek de kaolde mist ies sloepen
Deur de loeken veur de roet!
En de daogen, die zo kroepen,
Maoken kregel mij in d'hoed.
Want hoe teumig paartie toeren
Ik mien hof en börchie vin,
Um allèn te koekeloeren
Is mij toch neet naor de zin.
(L.A. Roessingh.
Uit de bundel: 't Diggelhoes, Van Gorcum & Comp. Assen)
hen berre tiegen = naar bed gaan
in d'hoed = van binnen
teumig = lett. zonder werk. Hier: gezellig, knus
paartie toeren = soms